Context
Op grond van artikel 203 van de Btw-richtlijn moet btw betaald worden door iedereen die deze belasting op een factuur vermeldt.
Het Hof van Justitie heeft al herhaaldelijk geoordeeld dat de lidstaten bij het vaststellen van de voorwaarden voor verzoeken tot terugbetaling (van onverschuldigd betaalde btw) de voorwaarden niet van dien aard mogen zijn dat zij de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.
Impact
Het traditionele standpunt van de administratie is dat onterecht gefactureerd btw altijd verschuldigd is. Voor verkopen in een B2C context aanaardt de administratie dat verbeterende stukken aan particulieren in bepaalde situaties (waar er geen facturatieverplichting geldt) achterwege mogen blijven. Maar eist principieel wel dat de btw moet worden teruggeven aan de afnemers. Deze bijkomende verplichting lijkt dus de Europese toets niet te doorstaan.
Op grond van artikel 203 van de Btw-richtlijn moet btw betaald worden door iedereen die deze belasting op een factuur vermeldt.
Met deze bepaling had de wetgever tot doel om te voorkomen dat een afnemer die in het bezit is van een factuur de aftrek van btw kan uitoefenen, terwijl diegene die de factuur zou uitreiken deze btw niet verschuldigd zou zijn (omwille van een gebrek aan rechtsgrond). De staat zou hierdoor een gevaar voor verlies van belastinginkomsten oplopen.
C-378/21 Finanzamt Osterreich
De zaak betreft een Oostenrijkse uitbater (P GmbH) van een binnenspeeltuin, die verkeerdelijk toepassing had gemaakt van het normale (lees: te hoge) btw-tarief. De toegangsgelden voor de binnenspeeltuin konden genieten van het verlaagde btw-tarief van 13%. P GmbH verzoekt dan ook om teruggaaf van de te veel afgedragen btw-bedragen. De Oostenrijkse Belastingdienst heeft de teruggaaf echter geweigerd. Uiteindelijk belandt de zaak voor het Hof van Justitie dat zich moet buigen over een aantal prejudiciële vragen.
Is onterecht gefactureerde btw verschuldigd wanneer er geen gevaar voor verlies van belastinginkomsten bestaat, omdat de afnemers geen recht op aftrek hebben?
De advocaat-generaal had al geconcludeerd dat de verkeerdelijke vermelding van btw op een factuur aan een particulier niet tot gevolg heeft dat de ondernemer btw moet afdragen louter omwille van de vermelding ervan op een factuur. De reden hiervoor is dat de staat geen verlies van belastinginkomsten lijdt. Dit is omdat de afnemer de factuur niet gebruikt om het recht op aftrek te laten gelden.
In een opmerkelijk kort arrest sluit het hof zich aan bij deze conclusie van de advocaat-generaal.
Indien er geen gevaar voor verlies van belastinginkomsten bestaat doordat de ontvanger geen recht op btw-aftrek heeft, kan de vangnetbepaling buiten beschouwing gelaten worden. In dergelijk geval is de te veel gefactureerde btw ook niet verschuldigd.
Moeten de facturen gecorrigeerd worden wanneer geen gevaar voor verlies van belastinginkomsten bestaat? Moet in dergelijk geval btw terugbetaald worden?
Het Hof van Justitie heeft al herhaaldelijk geoordeeld dat de lidstaten bij het vaststellen van de voorwaarden voor verzoeken tot terugbetaling (van onverschuldigd betaalde btw) de voorwaarden niet van dien aard mogen zijn dat zij de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.
Wanneer de opsteller van de factuur tijdig het gevaar voor verlies van belastinginkomsten heeft uitgeschakeld, verlangt het beginsel van fiscale neutraliteit dat de ten onrechte gefactureerde btw kan worden herzien.
De verwijzende rechter had zich in deze zaak ook de vraag gesteld of het niet-terugbetalen van btw aan de afnemer de teruggave van btw in de weg staat. De vereiste van terugbetaling aan de afnemer moet worden gezien in het kader van de leer van de ongerechtvaardigde verrijking. Het is immers vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dat een onrechtmatig geïnde belasting slechts kan worden teruggegeven indien de rechthebbende niet op ongerechtvaardigde wijze wordt verrijkt.
Het Hof neemt zelfs de moeite niet om te antwoorden op deze vragen. Aangezien het vangnet van artikel 203 niet speelt (geen gevaar voor de schatkist) is er geen btw verschuldigd is, en moet er op deze vragen ook niet geantwoord worden.
Het lijkt ons dan ook duidelijk dat lidstaten in deze context geen correctie, noch andere voorwaarden mogen eisen aan de teruggaaf van de overbetaalde btw.
Impact
Het traditionele standpunt van de administratie is dat onterecht gefactureerd btw altijd verschuldigd is. Voor verkopen in een B2C context aanaardt de administratie dat verbeterende stukken aan particulieren in bepaalde situaties (waar er geen facturatieverplichting geldt) achterwege mogen blijven. Maar eist principieel wel dat de btw moet worden teruggeven aan de afnemers. Deze bijkomende verplichting lijkt dus de Europese toets niet te doorstaan.
Het hof volgt hier dus duidelijk een andere lijn. De stelling dat onrechtmatige gefactureerde btw altijd verschuldigd is gaat in een B2C context voortaan niet meer op.