Hof van Justitie doet uitspraak over btw-teruggaaf bij foutief gefactureerde btw door failliete leverancier

Sep 6
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) heeft op 5 september 2024 een belangrijke uitspraak gedaan in de zaak H GmbH (C-83/23). Deze zaak draait om de vraag of een afnemer van goederen of diensten rechtstreeks btw kan terugvorderen van de belastingdienst wanneer de leverancier de btw onterecht heeft gefactureerd en inmiddels failliet is verklaard.

De uitspraak verduidelijkt bestaande rechtspraak over de btw-teruggaaf bij faillissement van de leverancier en het risico op dubbele teruggaaf.
Achtergrond

H GmbH, een Duitse onderneming, kocht motorboten van de eveneens Duitse E-GmbH. De boten bevonden zich echter op het moment van verkoop in Italië, waardoor Italiaanse btw van toepassing zou zijn. Toch bracht E-GmbH ten onrechte Duitse btw in rekening, die H GmbH vervolgens in aftrek bracht via haar Duitse btw-aangifte. Na een belastingcontrole werd deze btw-aftrek voor H GmbH geweigerd.

In 2014 werd E-GmbH failliet verklaard. De curator corrigeerde de facturen en verzocht de fiscus om teruggaaf van de Duitse btw. De Duitse belastingdienst betaalde de onterecht gefactureerde btw vervolgens terug aan de faillissementsboedel van E-GmbH. Er werd geen terugbetaling gedaan van de Duitse btw aan de afnemer, noch werden er nieuwe facturen met Italiaanse btw uitgereikt, waardoor H GmbH niet in de positie verkeerde om een btw-teruggaaf in Italië aan te vragen.

H GmbH trachtte dan maar om bij Duitse fiscus aan te kloppen om teruggaaf van de Duitse btw te rechtsreeks verkrijgen. Dit verzoek werd afgewezen, H GmbH tekende beroep aan, en uiteindelijk werd de zaak voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Prejudiciële vragen

De rechter wordt gevraagd om zich uit te spreken over de volgende twee vragen: 

1. Kan een afnemer van goederen of diensten rechtstreeks een btw-teruggaaf vorderen van de belastingdienst, op basis van het arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 2007 (Reemtsma Cigarettenfabriken, C-35/05, EU:C:2007:167), in de volgende omstandigheden:

   a) De leverancier, gevestigd in hetzelfde land als de afnemer, heeft een factuur uitgereikt met daarop binnenlandse           btw die correct is afgedragen aan de belastingdienst.
   b) De prestatie waarvoor btw is berekend, vond plaats in een andere lidstaat en had daar moeten worden belast.
   c) De afnemer krijgt de aftrek van voorbelasting geweigerd omdat de btw niet verschuldigd was in het binnenland.
   d) De leverancier heeft de factuur gecorrigeerd door de binnenlandse btw te verwijderen en het factuurbedrag te              verminderen met het bedrag van de oorspronkelijk in rekening gebrachte btw.
   e) De leverancier is failliet verklaard, waardoor de afnemer geen civiele rechtsmiddelen kan inzetten om de btw van          de failliete leverancier terug te vorderen.
   f) De leverancier heeft nog de mogelijkheid om zich in de andere lidstaat voor de btw te laten registreren en een               nieuwe factuur te verstrekken met de correcte btw, waardoor de afnemer de voorbelasting in die lidstaat kan                 aftrekken volgens de procedures van Richtlijn 2008/9/EG.

2. Heeft het feit dat de belastingdienst de btw al heeft terugbetaald aan de faillissementsboedel van de leverancier invloed op de vraag of de afnemer rechtstreeks om teruggaaf kan verzoeken?

Kortom, de rechter wordt gevraagd om te bepalen of een afnemer onder deze omstandigheden rechtstreeks bij de administratie om teruggaaf van de onterecht betaalde btw kan vragen, ook al is de btw door de ficus al terugbetaald. 

Beoordeling door het Hof

De problematiek die zich stelt is dat “onterecht aangerekende btw” in principe door de leverancier moet worden gecrediteerd (althans volgens de principes van de Btw-richtlijn). In dat geval oefent de leverancier een vordering tot teruggaaf uit en betaalt hij de klant de btw terug. Het Hof van Justitie oordeelde eerder in de zaak Reemtsma dat de ontvanger van een factuur zijn vordering tot teruggaaf rechtstreeks moet kunnen richten tot de belastingdienst indien de terugbetaling van de btw onmogelijk of uiterst moeilijk wordt, met name in geval van insolventie van de leverancier of dienstverrichter.

Het Hof vindt de situatie in deze specifieke zaak complexer dan wat bij Reemtsma het geval was, omdat de belastingdienst de onterecht betaalde btw al aan de failliete boedel van de leverancier heeft terugbetaald. Volgens het Hof kan de Reemtsma-doctrine hierdoor niet worden toegepast, omdat dit anders zou leiden tot dubbele terugbetaling.

Het Hof herhaalt dat de failliete leverancier in principe recht heeft op teruggaaf van ten onrechte afgedragen btw. Dit recht is bedoeld om de economische neutraliteit van het btw-stelsel te waarborgen. De liquidatie van de leverancier, zoals in het Reemtsma-arrest, vindt het Hof in dit geval niet relevant, omdat de terugbetaling via de failliete boedel al is afgehandeld. De Reemtsma-doctrine verandert immers niets aan de rangorde van schuldeisers in een liquidatieprocedure. Het Hof benadrukt tevens dat de afnemer een civiele vordering had kunnen instellen tegen de curator om een juiste btw-factuur te verkrijgen, maar dit niet heeft gedaan.

Volgens het Hof had de leverancier zich ook kunnen registreren voor btw in het land waar de btw verschuldigd was, en de afnemer had een civiele vordering kunnen instellen tegen de curator om een correcte factuur te verkrijgen. Dit lijkt wishful thinking, maar het Hof lijkt veel waarde te hechten aan deze theoretische mogelijkheid. Omdat deze opties niet zijn benut, concludeert het Hof dat de afnemer in deze zaak geen recht heeft om de belastingdienst rechtstreeks om teruggaaf van btw te verzoeken.

Commentaar

De uitspraak van het Hof brengt een belangrijke verfijning aan in de bestaande rechtspraak: een afnemer die ten onrechte btw in rekening krijgt, kan deze btw niet zonder meer van de belastingdienst terugvorderen als de btw reeds is terugbetaald aan de faillissementsboedel van de leverancier en de afnemer niet alle civielrechtelijke mogelijkheden heeft benut om de btw via andere juridische wegen terug te krijgen.

Deze uitspraak onderstreept het belang voor afnemers om de btw-verwerking op inkomende facturen zorgvuldig te controleren, met name in grensoverschrijdende transacties waar de complexiteit kan toenemen en fouten kunnen leiden tot aanzienlijke btw-risico’s.

Onterecht in rekening gebrachte btw kan niet alleen resulteren in niet-aftrekbare btw, maar ook in complexe juridische procedures, zowel met de leverancier als de belastingdienst, zoals deze zaak duidelijk illustreert.

Deze bijdrage is verschenen op TaxWin (te raadplegen op taxwin .be).